In zijn omvangrijke boek Bezieling, filosofie van het georganiseerde leven behandelt Adriaan Bekman het vraagstuk van bezieling en zingeving.[1] Dit vraagstuk raakt aan de vraagstukken die de filosofie eeuwenlang in bewerking heeft. Dit zijn de vragen naar onze oorsprong, de zin van dit alles, de scheppingsruimte van de mens, het zijn en de vrijheid of onvrijheid van de menselijke ziel.
Deze vragen moeten wij nu als zelfstandig denkende mensen opnieuw en vanuit een geheel nieuw perspectief onderzoeken. Dat nieuwe perspectief is het georganiseerde leven dat wij allen vandaag leiden. Dat is het leven dat zich onderscheidt van het oorspronkelijke natuurlijke leven waar wij uit voortkomen. Het is het door onszelf gecreëerde leven dat wij, al organiserend, in een steeds verschillende samenstelling van processen voltrekken, en dat is ook het leven dat geen zin vanuit zichzelf inhoudt maar dat wij zelf een zin moeten geven. Het vanuit de mens zelf bezielde leven.[2]
Het is de wereld waarin wij dieren georganiseerd industrieel vetmesten en slachten, de wereld waarin wij lucht, water en aarde in onze dienst stellen, gebruiken en omvormen tot producten, de wereld waarin wij alle bronnen exploiteren, omvormen tot menselijke constructen, de wereld waarin wij het vuil om ons heen werpen en in het beste geval verwerken. We bewegen ons als klant, als medewerker, als eigenaar, als burger in verschillende maatschappelijke rollen in de georganiseerde wereld. Eenieder doet daarin mee, of hij wil of niet.
De positieve consequentie van deze nieuwe sociaal/economische wereldsamenleving is dat iedere mens de mogelijkheid heeft, onafhankelijk van bloed en bodem, ideologie en religieuze overtuiging met iedere andere mens in samenwerking, dialoog en interactie te komen en daarmee voor zichzelf en de ander een zinnig bestaan te scheppen. Daarin telt vooral of en hoe de ziel, verschijnend als innerlijke wereld van de mens en als innerlijke schepping, vervuld is. Dat is het geval als het georganiseerde leven beantwoordt aan wat deze mens als zinnig beleeft, wat hem bezielt en wat hij als zin aan zijn georganiseerde leven wil toevoegen.
Het menselijke handelen wordt echter niet alleen gedreven door bewuste motieven en impulsen. Veel voltrekt zich vanuit een voor de mens zelf onbekend gebied of proces. Dit kan ons bemoedigen onze bewustzijnsontwikkeling blijvend ter hand te nemen.
In de georganiseerde samenleving zijn het de door ons gecreëerde instituten die het wel en wee van mensen en mensengemeenschappen dragen. De georganiseerde samenleving is samengesteld uit een eindeloze verscheidenheid van georganiseerde instituten die geheel verschillende levensprocessen van mensen ondersteunen. Scholen, ziekenhuizen, treinen, post- en telecomverkeer, belastingdienst, verkeersnet, havens enzovoort zijn instituten die ervoor zorgen dat de gemeenschap en de individuele mens in het maatschappelijk verkeer gereguleerd kan participeren. Dat gaat gepaard met een uiterst geraffineerd bureaucratisch apparaat dat op haar beurt aangestuurd wordt door een veelzijdig net van managers en bestuurders.
Het zijn deze managers en bestuurders die de cultuur, het wel en wee van mensen, de zin van het bestaan en de voortgang van de samenleving het allermeest beïnvloeden en tot stand brengen. Zelfs alles wat politiek is, wat religie is en wat het menselijk wel en wee ideologisch beïnvloedt, rust op deze basis van maatschappelijke instituten die het georganiseerde leven besturen en sturen. Hiermee is verbonden dat wat nu leiderschap, zingeving en gemeenschapsvorming is, in grote mate in handen ligt van deze managers en hun aansturing van de medewerkers, de bediening van hun klanten en het bevredigen van hun opdrachtgevers.
In dat licht is het uiterst relevant ons bezig te houden met wat zich op dit gebied van management afspeelt, welke leidende gedachten daar domineren, hoe deze gedachten zich uiten in maatschappelijke inrichtingen, doelstellingen en beleid.
Daar nu licht het vraagstuk van bezieling op. Dat versterkt het belang ons bezig te houden met de vraagstukken verbonden met de innerlijke wereld van mensen, hun al of niet vervuld zijn, hun verbinding met de maatschappelijke gemeenschappen waarin zij leven en verkeren, hun leed en verlangen en dit in het bijzonder in de context van het georganiseerde leven dat wij, ook met elkaar, leiden.
Dit vraagt dat wij ons concentreren op dat wat zich afspeelt in de innerlijke wereld ‑ in de ziel ‑ van wat samenvattend managers en management genoemd kan worden, de bestuurlijke kracht of zwakte van het georganiseerde leven, het leiderschap dat mens en gemeenschap raakt en beweegt en stuurt in niet zelden ongewenste richtingen.
We kunnen zien dat de verantwoordelijkheid ‘het goede te doen’ en dit ook met het oog op ‘die onbekende ander’, de klant, binnen het anoniem functionerende georganiseerde bedrijfsgebeuren geheel niet of maar ten dele wordt waargenomen. Wat is er aan de hand?
De menselijke binnenwereld en buitenwereld hebben geen vanzelfsprekende noodzakelijke verbinding met elkaar. Zij staan in een paradoxale verhouding tot elkaar. Dit toont zich allereerst in de disverhouding tussen onze intenties en de werkingen die vanuit ons optreden uitgaan. We kunnen het bijvoorbeeld goed bedoelen en toch kan het voor de ander desastreus uitwerken. Dit toont zich ook in het gegeven dat wij onze eigen scheppingen niet vanzelfsprekend begrijpen en doorzien. We bevinden ons immers in een grote complexiteit van verschillende werkelijkheden die niet in een harmonische natuurlijke verhouding tot elkaar staan. We zijn er als ziel toe veroordeeld de werkelijkheden waarin wij ons bevinden zelf op elkaar te betrekken en deze een eigen zin te geven.
We hebben de mogelijkheid vanuit ons eigen ik, vanuit de eigen persoonlijke geest, in vrijheid deze werkelijkheden zelf op elkaar te betrekken. Dat is daarmee tot een morele verantwoordelijkheid geworden of met andere woorden, wij dragen zelf verantwoordelijkheid welke morele grondslag wij aan het leven toevoegen. Doen wij het goede of berokkenen we kwaad?
Dit nu vormt de menselijke zielengrondslag: vrijheid, respect en liefde als fundamentele menselijke ik-waarden. Dit zijn unieke menselijke waarden, waarden die geen ander wezen op aarde kent.
Tot slot: geest en lichaam maken deel uit van de wereld van ‘zijn’ en de ziel maakt deel uit van de wereld van ‘worden’. De ziel verkeert tussen lichaam en geest, is daartussen opgespannen en weet soms niet welke kant uit te bewegen. Lichaam en geest kennen geen vrijheid. Het bijzondere aan de ziel is dat zij in deze hoedanigheid vrijheid kent. De ziel kan zich ontwikkelen, ze kan veranderen en zich vernieuwen. De ontmoeting tussen mensen is een zielenaangelegenheid, die ruimte laat om vanuit interesse en in vrijheid een verbinding aan te gaan en tot eigen daden en eigen betekenissen te komen. Ergo: het is de hoogste tijd de ziel in ere te herstellen en te komen tot eigen kunstzinnige, religieuze en filosofische verkenningen van eigen levensvragen.
[1] Adriaan Bekman, Bezieling, filosofie van het georganiseerde leven, Uitgeverij Christofoor, Zeist, 2015.
[2] Bezielen is enthousiasme wekken; letterlijk: ‘doelgeven’.
Geef een reactie