Aristoteles over vriendschap

geplaatst in: Leiderschap, Leren | 0

Voorwaarden voor geluk

In zijn werk Ethica onderzoekt Aristoteles geluk.[1] Hij komt tot de slotsom dat het geluk van de mens bestaat in het verwerven van kennis van de eeuwige beginselen van de werkelijkheid. Maar geluk impliceert ook het praktische en ethische bestaan van de mens die met andere mensen samenleeft. Het zelfonderzoek maakt duidelijk dat om gelukkig te zijn het een mens allerminst past solitair te leven. Een mens heeft voortreffelijke vrienden nodig met wie hij daadwerkelijk tijden samen doorbrengt. Ware vrienden verlangen ernaar samen te studeren en activiteiten te verrichten die voldoening schenken. Aristoteles stelt dat alleen wat aantrekkelijk is voorwerp van vriendschap kan zijn, en dat dit goed, aangenaam of nuttig is. Merk op dat de navolgende teksten circa 2350 jaar geleden zijn opgesteld. Waar de term ‘vriendschap’ is gebruikt kan thans ook de term ‘relatie’ worden gelezen.[2]

Drie soorten vriendschap

Anders dan volgens Plato ontstaat volgens Aristoteles vriendschap niet uit een besef van leegte of onvolledigheid, maar op grond van positief aantrekkelijke en beminnenswaardige kwaliteiten. De redenen waarom men van iemand houdt zijn qua soort van elkaar onderscheiden, en bijgevolg verschillen ook de overeenkomstige vormen van affectie en vriendschap qua soort. Er zijn dus drie soorten vriendschap: het goede, genot en nut.

Relaties gebaseerd op nut of genot

Mensen wier onderlinge vriendschap gebaseerd is op nut houden niet van een ander omwille van hemzelf maar in zoverre ze aan hem voordeel kunnen behalen. En dat geldt ook voor mensen wier vriendschap berust op genot: zij houden niet van geestige personen omwille van hun karakter, maar omdat zij er zelf plezier aan beleven. Mensen wier vriendschap op nut of genot gebaseerd is houden dus van iemand omwille van hun eigen voordeel of plezier; zij houden van hun vriend niet omwille van wie hij is, maar in zoverre hij bruikbaar of hun aangenaam is. Deze vriendschappen hebben dus het karakter van een toevallige bijkomstigheid. De bevriende persoon wordt immers niet geliefd omwille van wie hij is, maar in zoverre hij respectievelijk voordeel of genot verschaft. Dit soort vriendschappen wordt dan ook gemakkelijk verbroken wanneer de twee partijen niet blijven wie ze waren: als ze niet langer aangenaam of nuttig voor elkaar zijn dan eindigt hun vriendschap. En wat nuttig is, is niet altijd hetzelfde; het wisselt voortdurend. Als dus de reden wegvalt waarom zij bevriend waren, dan gaat ook hun vriendschap verloren, aangenomen dat deze alleen het doel in kwestie beoogde.

Vriendschap en voortreffelijkheid

Volmaakte vriendschap is vriendschap tussen goede mensen, dat wil zeggen, tussen mensen die elkaars gelijken zijn op het stuk van voortreffelijkheid. Die wensen elkaar namelijk op dezelfde wijze het goede toe. Mensen nu die hun vrienden het goede toewensen omwille van henzelf zijn vrienden bij uitstek; zij houden immers van een ander in zoverre hij is wie hij is en niet om een bijkomstige eigenschap. Hun vriendschap duurt dan ook voort zolang zij goed zijn; en voortreffelijkheid is duurzaam. Verder is ieder van beiden goed zonder meer en goed voor zijn vriend: goede mensen zijn zowel goed zonder meer als nuttig voor elkaar. En op dezelfde wijze zijn zij ook aardig: goede mensen zijn zowel aardig zonder meer als aardig voor elkaar. Elk schept immers genoegen in de handelingen die hem eigen zijn en dus ook in soortgelijke handelingen van anderen; en goede mensen handelen op dezelfde of op soortgelijke manier. Zo’n vriendschap is vanzelfsprekend duurzaam, want daarin zijn alle kenmerken verenigd die vrienden moeten hebben. Daardoor vindt men de meeste affectie en vriendschap tussen goede mensen en is dit de beste vorm van vriendschap. Zulke vriendschappen zijn natuurlijk maar zeldzaam; zulke mensen zijn niet talrijk. Bovendien vergt zo’n vriendschap tijd en wederzijdse vertrouwdheid. Het is onmogelijk ‘met elkaar bekend te worden’ zonder langdurige omgang met elkaar. Twee mensen kunnen elkaar dus ook niet accepteren of echte vrienden zijn voordat elk van beide heeft aangetoond dat hij de vriendschap van de ander waard is en zij elkaars vertrouwen gewonnen hebben. Mensen die elkaar vlug blijken van vriendschap geven hebben zeker de wens vrienden te zijn, maar zijn het daardoor nog niet: zij moeten elkaars vriendschap ook waard zijn en elkaars gevoelens kennen. De wil tot vriendschap komt snel maar de vriendschap zelf niet.

De vriendschap tussen goede mensen

Deze vorm van vriendschap is dus volmaakt, zowel wat duur als wat andere kenmerken betreft; ieder krijgt van de ander in alle opzichten hetzelfde als wat hij geeft of iets van gelijke aard, en dat is precies zoals het onder vrienden behoort. Vriendschap die gebaseerd is op genot vertoont gelijkenis met deze volmaakte vriendschap: ook goede mensen doen elkaar plezier. Hetzelfde geldt voor vriendschap gebaseerd op nut, want goede mensen zijn ook nuttig voor elkaar. Zij die vertrouwelijk met elkaar omgaan beleven vreugde aan elkaar en doen elkaar goed. Als men kiest omwille van de ander om wie hij is, dan maakt het niet eens veel uit waaraan men tijd besteedt of waar men zich bevindt. Het samen optrekken verschaft reeds genoegen. Zij die daarentegen ver van elkaar leven brengen hun vriendschap weliswaar niet in praktijk maar hebben niettemin de juiste houding om dat wel te doen. Afstand heft vriendschap immers niet zonder meer op, maar verhindert wel de praktische realisering ervan. Als de scheiding evenwel aanhoudt, zo meent men, dan doet zij ook de vriendschappelijke houding zelf vergeten. Vandaar het gezegde: ‘door een tekort aan woorden is menige vriendschap verloren.’

Vriendschappen die gebaseerd zijn op genot of nut kunnen ook bestaan tussen twee slechte mensen, tussen een goed en een slecht mens, en tussen iemand die noch goed noch slecht is en om het even wie; maar alleen goede mensen kunnen met elkaar bevriend zijn omwille van de persoon van de ander, dat is evident. Slechte mensen beleven immers geen plezier aan de omgang met elkaar tenzij daar voordeel aan vastzit. Goede mensen die met elkaar bevriend zijn zijn ook de enigen die zich niet tegen elkaar laten opzetten. Onder goede mensen heerst vertrouwen, bestaat de overtuiging dat men elkaar nooit onrecht zal doen en vindt men alle andere kenmerken die ware vriendschap vereist. In andere vriendschappelijke relaties daarentegen kunnen dergelijke moeilijkheden heel goed voorkomen. Klachten en verwijten komen uitsluitend of hoofdzakelijk voor in vriendschap die op nut gebaseerd is, en dat is niet meer dan normaal.

Ware vriendschap is wenselijk

Vriendschap bij uitstek is dus, zoals gezegd, de vriendschap tussen goede mensen. Men neemt immers algemeen aan dat een mens houdt van en kiest voor wat goed of aangenaam zonder meer is. Een goed humeur en vlotheid in de omgang zijn naar men aanneemt ook belangrijke kenmerken en factoren in de totstandkoming van een vriendschap. Een mens kan onmogelijk een volmaakte vriendschappelijke relatie hebben met veel personen. Ook moet men met elkaar ervaring hebben en vertrouwd zijn, en dat is heel moeilijk. Men mag dus al blij zijn als men een paar van zulke vrienden vindt. De vriendschap van rechtschapen mensen is immers goed: zij neemt nog toe naarmate zij meer met elkaar omgaan, en naar men aanneemt worden zij door hun vriendschap in de praktijk te brengen en elkaar te corrigeren nog beter; zij nemen namelijk een afdruk van de eigenschappen van de ander die hen bevallen.

Wilhelm Schmid schrijft: “Herinneringen zijn mooi, maar niet voldoende. Van onschatbaar grote betekenis bij het ouder worden is vriendschap; dat is de manier om lang jong te blijven. De vriend is een mens van wie ik niets verlang en niets verwacht, maar met wie ik simpelweg graag samen ben, omdat hij is zoals hij is. Het maakt me blij dat er iemand is die om me geeft en om wie ik geef, iemand die mij begrijpt en die ik begrijp, iemand bij wie ik een bevoorrechte positie heb en die deze ook bij mij heeft. Gelatenheid der vriendschap: vrienden wonen zelden samen en het gaat zelden om seks, dat scheelt een hoop ergernis.”[3]

Aristoteles schrijft: “Wij scheppen genoegen in de activiteit van het heden, de hoop op de toekomst en de herinnering aan het verleden, maar het aangenaamst en ook het meest geliefd is de activiteit.” In de opening van dit artikel zijn als verlangens genoemd samen te studeren en activiteiten te verrichten die voldoening schenken. Volgens de overlevering gaf Aristoteles wandelend les.

 

[1] Aristoteles, Ethica, Historische Uitgeverij, Groningen, 1999.

[2] De term ‘relatie’ heeft dan ook betrekking op arbeidsovereenkomsten, collega’s, familieleden, dienstverleners en… hopelijk ook op één of enkele ware vrienden.

[3] Wilhelm Schmid, Gelatenheid, wat winnen we wanneer we ouder worden, De Bezige Bij, Amsterdam, 2015.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *